Psychologisch kapitaal en aangeleerde hulpeloosheid.
Onder Psychologisch kapitaal wordt verstaan, de eigenschappen die helpen om problemen te lijf te gaan. Dus zelfvertrouwen, hoop, veerkracht en optimisme.
De andere kant is aangeleerde hulpeloosheid. Dit zijn overtuigingen die vaak niet helpen bij het te lijf gaan van een probleem. Bijvoorbeeld de overtuiging dat je het toch nooit goed doet, dat een ander het beter weet, iemand anders heeft meer ervaring, ervaringen die geleerd hebben dat het niet lukt etc.
Aangeleerde hulpeloosheid begint al vroeg. In ons jonge leven leren we dingen op school die iemand anders bedacht heeft en die iemand anders belangrijk vindt. Daarbij weet de juf of meester het altijd beter. Of je ouders, of de dokter, de politie, de regering etc. En als je ouder wordt blijft dat vaak doorgaan. Al dan niet ingegeven door onzekerheid of hoe de maatschappij in elkaar zit.
Bedenk van te voren meerdere routes
Regelmatig zie ik de aangeleerde hulpeloosheid tijdens een teamsessie bij de paarden. Een opdracht kan zijn dat er een parcours gelopen moet worden met het paard. Van tevoren mag de strategie besproken worden en tijdens de uitvoering mag er niet meer gesproken worden. Bij de eerste stap, als het niet precies gaat zoals besproken, gebeurt er vaak al iets merkwaardigs. Iedereen kijkt naar de leidinggevende en stopt. Het loopt immers niet volgens plan dus wat nu?
Hoe komen we weer van die aangeleerde hulpeloosheid af en vergroten we het psychologische kapitaal? Matthijs Steeneveld heeft er een interessant boek over geschreven waarin ook een aantal oefeningen staan.
Een kleine greep uit de oefeningen:
- Eén van de meest simpele dingen om te doen is om een ‘escape plan’ te bedenken. Een plan B geeft vertrouwen. Meerdere routes naar het doel, hoe meer hoe beter.
- Breng de sterke kanten van jezelf en/of je team in kaart. Niets is meer empowering dan te weten waar je goed in bent.
- Teamcrafting. Ieder maakt een beschrijving van het team (of zichzelf) hoe het er in de toekomst uitziet. Zonder limits. Omschrijf hoe het loopt binnen het team, wat de doelen zijn, wat men van jou mag verwachten. Wat jij van anderen verwacht etc.
Herken je dit? Bij jezelf? Bij je collega’s?